Boschweg 12
Het gezin Robart woont op de Boschweg 12 als Sytze Brusse daar met enkele andere NSB’ers op 8 augustus 1942 op de stoep staat om de inboedel te vorderen. Het gezin bestaat uit vader Isaäc en vijf kinderen, waarvan er vier nog thuis wonen. Zijn vrouw is in 1939 overleden.
Isaäc hertrouwt in december 1940 met de niet-Joodse Maartje Reumer. Samen met zijn broer Hartog begint hij de Autobusdienst Apeldoorn-Arnhem, de Apeldoornse Stadsdienst. Tijdens een officiële ceremonie op het Stationsplein worden op 30 maart 1935 tien autobussen in gebruik genomen. Hierbij is ook de burgemeester aanwezig.
Woonkamermeubilair gevorderd
Omdat Isaäc met een niet-Joodse vrouw getrouwd is, is hij tot op zekere hoogte tegen de anti-Joodse maatregelen beschermd die elkaar vanaf 1942 in rap tempo opvolgen. Desondanks komen Brusse en zijn kameraden in augustus 1942 toch bij hem langs om spullen te vorderen. Dit gebeurt nadat ze van de Ortskommandant Ortskommandant een vorderingsbevel hebben gekregen om bij negen huizen (waarvan twee met Joodse eigenaren) spullen te vorderen. Dit doen ze grondig: op de Boschweg 12 wordt het gehele woonkamermeubilair van het gezin Robart meegenomen en overgebracht naar Huize Berghorst. Een dag later keert Brusse terug om de vleugel op te halen. Met hulp van 20 Duitsers laadt hij deze in in een vrachtwagen, waarna ze de vleugel naar de Keizerskroon brengen.
Nieuwe meubels vervangen door oude
Isaäc en Hartog Robart overleven de oorlog en getuigen samen tegen Brusse tijdens zijn proces. Hartog woont dan kennelijk bij zijn broer in en verklaart dat hij vooruitlopend op eventuele maatregelen de nieuwe meubels (die gekocht moesten worden na de inval door Brusse) vervangen heeft door oude. “Ik zal de Sicherheitsdienst Sicherheitsdienst hiermee in kennis stellen en zal zorgen dat jij één van de eersten bent die naar Polen wordt weggevoerd”, schreeuwde Brusse toen hij dit doorhad. Na de oorlog krijgen de broers de vleugel in beschadigde toestand weer terug.