Karel Frederiks
Karel Frederiks is al vanaf 1931 secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken. Wanneer de koningin en de ministers in mei 1940 naar Engeland vluchten, blijft Frederiks op zijn post; hij is dan de hoogste ambtenaar op dat departement. Hoewel Frederiks geen nazi is, kan hij toch op deze positie blijven omdat hij met het Duitse bestuur meebeweegt.
Het grote kwaad verdragen
Als hoogste ambtenaar heeft hij nauw contact met en invloed op de burgmeesters in het land. Hij wil zittende burgemeesters zoveel mogelijk op hun post houden om te voorkomen dat een NSB NSB-burgmeester de vrijgekomen plek inneemt. Tevens is hij een belangrijke schakel tussen het Duits en Nederlands bestuur. Ook al protesteert hij tegen de anti-Joodse maatregelen en de deportaties die in 1942 beginnen, toch werkt hij mee aan de uitvoering ervan. Het lukt hem overigens wel om een lijst op te stellen met daarop de namen van enkele honderden Joden die vanwege hun bijzondere verdiensten en maatschappelijke betekenis vrijgesteld worden van deportatie deportatie. Veel van deze zogeheten Barneveld-Joden overleven de oorlog. Dit is illustratief voor zijn houding: in functie blijven en het grote kwaad verdragen, om waar mogelijk iets goeds te kunnen doen.
Frederiks wordt in november 1942 gewaarschuwd dat de Duitsers geïnteresseerd zijn in Het Apeldoornsche Bosch en dat het ontruimd gaat worden. Hij lijkt dit als gegeven te hebben aangenomen en op 22 december 1942 overleggen de secretarissen-generaal over deze locatie als onderkomen voor Nederlandse rijksbureaus.
‘Een Simson met afgesneden haar’
Een groot deel van het departement van Binnenlandse Zaken verhuist in maart 1943 naar Apeldoorn. Frederiks hoort in mei dat ook hij Den Haag moet verruilen voor Apeldoorn, iets dat hij absoluut niet wil. In een uitvoerige brief haalt hij allerlei argumenten aan waarom hij in Den Haag zou moeten blijven, waaronder het argument dat hij vanwege de slechte communicatiemiddelen in Apeldoorn slechts ‘een waardeloze pop’ en ‘een Simson met afgesneden haar’ zou zijn. Ondanks zijn protest moet hij toch naar Apeldoorn, al is onduidelijk hoe vaak hij daadwerkelijk in Apeldoorn verblijft. Hij krijgt aan het Wilhelminapark 9 een grote werkkamer en vanaf die plek wendt hij zich eind december 1943 in een brief rechtstreeks tot Seyss-Inquart om de Kroondomein Het Loo tegen de dreigende kap door de Wehrmacht Wehrmacht te beschermen.
Eervol ontslagen
Na de oorlog schrijft Frederiks het boekwerkje Op de bres 1940-1944, waarin hij zijn positie als Nederlandse secretaris-generaal die de Duitse politiek mede mogelijk maakt, probeert te rechtvaardigen en uit te leggen. Hij wordt uiteindelijk in 1946 eervol ontslagen.